In een vroege fase van zijn ontwikkeling als kunstenaar onderzocht Yves Velter in zijn schilderijen de ‘wereld van het beeld’ via wetenschappelijk tekenen. Het onderzoek van wat een beeld voor hem betekende en een eigen beeldtaal vinden stonden centraal. Na enkele jaren verschoof de kunstenaar zijn belangstelling naar een ander soort onderzoek: dat van de mens. Vooral de geestelijke, psychologische ‘werking’ van het individu kwam centraal te staan, alleen of in zijn of haar confrontatie met ‘de ander’. Al is dat misschien wel grotendeels hetzelfde, met Rimbauds “Je est un autre” in gedachten, een uitspraak die overigens bijzonder van toepassing is op heel Velters oeuvre. Zelf ‘mankementen’ verzinnen en inbouwen, zoals in zijn wetenschappelijke tekeningen, hoefde voortaan niet echt meer: de mens vertoont op allerlei vlakken zo al genoeg (interessante) gebreken – of op zijn minst toch ‘merkwaardigheden’.
De figuren die Velters schilderijen sindsdien bevolken, worden vrij rudimentair weergegeven, meestal gehuld in een neutrale zwarte kledij. Slechts af en toe verschijnt een figuur (half)naakt. Maar dat ‘zich blootgeven’, letterlijk lichamelijk en/of figuurlijk mentaal, is zelden een evidente aangelegenheid voor Velters personages: op enkele uitzonderingen na geven hun gelaatstrekken – voor zover zichtbaar – en hun rustig en gecontroleerd ogende algemene houding geen of slechts minieme aanwijzingen over wat zich binnenin hen afspeelt.
De gezichten zijn door de kunstenaar vaak volledig onzichtbaar gemaakt, vervangen door spiegels, stukken geperforeerd hardboard of fragmenten van brieven, handgeschreven in blauwe en rode inkt door een tante van Velter die aan een zware vorm van autisme leed. Het zijn symbolen geworden die als beeldend alfabet te beschouwen zijn.
In andere gevallen is het gelaat slechts heel rudimentair weergegeven, met enkel de ogen duidelijk uitgetekend. Maar die ogen laten zich niet interpreteren als de traditionele “spiegels van de ziel”: ze laten zich (schijnbaar) wel letterlijk lezen doordat Velter er enkele woorden uit de voornoemde brieven heeft in aangebracht. Eenduidig of toegankelijk zijn die woorden echter zelden en in elk geval ontbreekt een (talige) context die meer zou kunnen vertellen over wie de figuren precies zijn, wat ze denken en voelen, wat die woorden betekenen. Net via deze werkwijze slaagt de kunstenaar erin zijn personages universeel herkenbaar te maken en het in zijn schilderijen te hebben over aspecten van een fundamentele ‘condition humaine’.
Theater van de imperfectie
De term ‘personage’ is al enkele keren in deze tekst opgedoken, uiteraard niet per toeval. Het werk van Velter vertoont immers een onmiskenbare theatraliteit (in de wezenlijke betekenis van dit begrip, zeker niet in de dagelijkse zin van “overdreven, op goedkoop effect belust vertoon”). Zijn figuren presenteren zich veelal in het midden van een gestelde handeling. Soms hebben ze zich zelfs getooid met dierenmaskers en –verkleedkostuums. Ze worden geplaatst in een omgeving die meestal nogal abstract, ondefinieerbaar, onbestemd oogt. Het gaat om een soort vacuüm waarin die personages weinig houvast vinden, zoals in het theater van Samuel Beckett (aan wiens personages de ‘Velteriaanse mens’ in het algemeen zeker ook verwant is). De ruimte in Velters werk lijkt vaak op een kaal toneel, het podium van een zich algemeen voltrekkend theatrum mundi, waarin de veelbelaagde mens zich staande probeert te houden, soms samen mét anderen, maar meestal alleen en zelfs wel eens tegen de anderen in.
Wisselwerking en communicatie tussen verschillende optredende figuren blijken immers een nogal moeizame onderneming. Met dit thema toont Velters ‘theatrale’ werk zich niet enkel geestesgenoot van Beckett, maar zo mogelijk nog meer van Harold Pinter. (De schitterende repliek uit diens toneelstuk Old Times – “There are some things one remembers, even though they may never have happened.” – gebruikte Velter trouwens eerder als motto in zijn boek The Often Overlooked and Everyday Observed uit 2011.) Traditioneel werd over Pinters toneelstukken gezegd dat ze gingen over “de onmogelijkheid om te communiceren”. Al vroeg in zijn carrière ging Pinter hier tegenin:
“I believe the contrary. I think that we communicate only too well, in our silence, in what is unsaid, and that what takes place is continuous evasion, desperate rear-guard attempts to keep ourselves to ourselves. Communication is too alarming. To enter into someone’s life is too frightening. To disclose the poverty within us is too fearsome a possibility” (Writing for the Theatre, 1962)
Ruim een halve eeuw later weten we dat beide mogelijkheden zich haast samen kunnen laten gelden: een mens verlangt naar en is tegelijk bang voor diepgaande communicatie over fundamentele aspecten van zijn wezen en leven, zijn gevoelens en verhalen. Die dubbelheid zit zeker vervat in Velters schilderijenpopulatie.
Zo zijn er de mensen die hun woorden in hun ogen of hun hele gezicht dragen, maar niet voldoende openheid kunnen of willen verschaffen om die woorden echt te laten spreken. Zo zijn er anderen die zich de huid afstropen om (de taal van) hun diepste bekommernissen of emoties te tonen, maar ondanks die pijnlijke inspanning opnieuw geen helderheid kunnen bereiken. Nog anderen kotsen het diepste uit zichzelf boven, maar blijven onbegrepen en geïsoleerd. Dit alles spoort volledig met die dubbelheid van de (hedendaagse) mens, zoals die in de tragiek van Velters autistische tante vervat zit: niet kunnen communiceren, dat toch willen en daartoe massa’s brieven schrijven, zelfs gericht aan koning en andere machthebbers, maar ook in die schrijfsels niet tot een door de ander ontcijferbare en te doorgronden ‘openbaring’ kunnen komen. De taal die zou moeten spreken, doet dat maar gedeeltelijk of alleszins niet duidelijk genoeg, en verzwijgt uiteindelijk het essentiële.
In veel van Velters werk zijn de personages dus helemaal alleen te zien. In recente jaren heeft de kunstenaar ook wel vaker groepsscènes geschilderd, waarin evenmin een ware communicatie tussen de diverse aanwezigen te ontdekken valt. Zoals eerder aangehaald worden figuren in die groepscontext dikwijls getoond met hun gelaat vervangen door geperforeerd hardboard, enerzijds een verwijzing naar jeugdherinneringen (van de kunstenaar), maar tegelijk een confronterend beeld voor de onvolledigheid, de onmacht, de (gedeeltelijke) leegte in de manier waarop deze mensen zich tonen. Ook gezichten vervangen door een spiegel duiken vaak in de groepsbeelden op: in plaats van zichzelf uit te drukken, kiezen deze figuren ervoor (of worden ze daartoe gedwongen?) om veeleer uitdrukking te geven aan om het even wat of wie zich in hun omgeving aandient (in casu de toeschouwer met zijn/haar belevingswereld, die hierdoor radicaal in deze werken ‘binnengezogen’ wordt).
Zaklampzoektocht
Sinds eind 2013 heeft een nieuw motief in het werk zijn intrede gedaan: Velters mensen verschijnen met zaklampen met zichtbaar weergegeven lichtbundel.
Inspirerend bij het kijken hiernaar is de gedachte aan het Aymara-volk uit de Andes, die in hun taal en gebaren een unieke houding tegenover de tijd tonen: zij situeren het verleden namelijk als liggend voor hen (ze hebben het meegemaakt, het is bekend en ze kunnen het dus overzien) en de toekomst als liggend achter hun rug (wat nog moet komen, is onbekend, niemand kan het zien). Deze benadering is dus helemaal tegenovergesteld aan ons Westerse “Het verleden ligt achter ons, de toekomst ligt voor ons open” en biedt een fascinerende en verrijkende invalshoek bij Velters nieuwe (maar ook vroegere) schilderijen.
Het eerste doek in deze serie kreeg de titel De lichtzoekster: in loodrecht vogelperspectief is er een vrouw te zien, die met een zaklamp in de hand een sterke lichtbundel pal voor zich uit laat schijnen. In die brede lichtstraal toont zich echter niets. Is zij op zoek mét of naar licht? Welke ‘informatie’ in de (niet eens zo duistere) omgeving hoopt ze ‘uit te lichten’ en waarom? Om zo uiteindelijk een licht op zichzelf te laten schijnen, om tot een ‘openbaring’ over zichzelf te komen, om met dit nieuwe attribuut op zoek te gaan naar een mogelijkheid tot persoonlijke uitwisseling en communicatie, zoals haar lotgenoten uit Velters oeuvre met andere middelen proberen?
In Ontdonkering staat een gelijkaardige vrouwenfiguur eveneens met een staaflamp, die dit keer echter alleen een bundel duisternis uitstraalt. Wordt er zo aanvankelijk opnieuw een (letterlijk en figuurlijk) uitzichtloos gevoel opgeroepen rond deze specifieke poging tot revelatie, dan blijkt er bij nader inzien in dit werk een behoorlijke sprankel hoop op te duiken, in de lijn van wat de titel vertelt: tegenover de duistere straal staat, als een spiegelbeeld, immers een heldere lichtbundel. De oorsprong van dit licht is onzichtbaar, maar het laat de mogelijkheid open van een ‘verlichting’ van het duister, van een wezenlijke ontmoeting met een mogelijk tegenoverstaand personage.
Een dergelijk eventueel gunstig ‘treffen’ tussen zijn figuren laat Velter slechts zelden toe en er is alvast geen sprake van in nog een andere scène uit deze nieuwe reeks. Truth Seekers toont, opnieuw vanuit loodrecht perspectief, het grondplan van een kamer of gebouw. Eromheen staan vijf figuren die elk op hun eigen plek, opnieuw zonder enige suggestie van mogelijke samenwerking, met een zaklamp in de ruimte naar binnen schijnen. Als het verhelderend bedoelde licht uit elk van de vijf zaklampen de rand van de ruimte bereikt, slaat het echter om in een donkere straal.
Een opbouwende interactie of coöperatie tussen mensen wordt hier getoond als een moeilijke, nauwelijks haalbare zaak. Elke betrokkene kan zijn eigen motieven hebben, zijn eigen doelstellingen. De titel geeft hier wellicht al het probleem aan: deze vijf worden voorgesteld als zijnde op zoek naar waarheid. Of misschien wel DE waarheid, een nog veel ‘duisterder’ aangelegenheid.
Een en ander roept associaties op met één van de centrale thema’s van nog een ander invloedrijke (theater)auteur, de Italiaan Luigi Pirandello (winnaar van de Nobelprijs Literatuur in 1934, net als Beckett in 1969 en Pinter in 2005). Een toneelstuk van hem is getiteld Cosi è (se vi pare), officieel in het Nederlands vertaald als Ieder zijn waarheid – wat ongetwijfeld inderdaad ‘de waarheid’ is, namelijk dat ze niet bestaat.
Het is een centraal aandachtspunt in Pirandello’s dramatische oeuvre: het leven als theateropvoering, waarin de mens allerlei rollen opneemt; de relativiteit van waarheid en leugen daarbij, het dagelijkse spel tussen schijn/zijn, verhullen/onthullen, verschijning/verdwijning, verbergen/openbaren, vergeten/herinneren… Het zijn thema’s die ook bij Beckett en Pinter, maar eveneens in Yves Velters werk een belangrijke plaats innemen. Pinter zei hierover onder meer:
“I suggest there can be no hard distinction between what is real and what is unreal, nor between what is true and what is false. (…) The more acute the experience the less articulate its expression. (…)We are faced with the immense difficulty, if not the impossibility, of verifying the past. I don’t mean merely years ago, but yesterday, this morning. What took place, what was the nature of what took place, what happened? (…) What’s happening now? We won’t know until tomorrow or in six months’ time, and we won’t know then, we’ll have forgotten or our imagination will have attributed quite false characteristics to today. (…) We will all interpret a common experience quite differently. ” (Writing for the Theatre, 1962)
Iedereen heeft zijn eigen waarheid, die in de loop van zelfs maar een simpel etmaal nog diverse keren, lichtjes of ingrijpend, aangepast kan worden tot verschillende en nog verder fluctuerende waarheden over de eigen identiteit, herinneringen, emoties, verhalen, relaties… Zo staan daar ook veel van de personages in Velters schilderijen: gestold in de tijd, en net door het genadeloze voortmalen van die tijd, in een weinig vertrouwde of beschutting biedende ruimte, geïmmobiliseerd.
De resulterende beelden zijn telkens confronterend, aangrijpend, ontnuchterend herkenbaar voor de toeschouwer die het aandurft om zich, net als Velters figuren, kwetsbaar op te stellen, en open te staan voor alle schoonheid van de imperfecties van de mens en zijn (innerlijke) zoektocht.
10/08/2014